Geplaatst in de Volkskrant van 12 maart 2013

Een volksraadpleging over Europa is zinnig, mits het initiatief niet door populisme is geïnfecteerd.

Op een zonnige meidag in 2005 liep toenmalig premier Balkenende over het Plein in Den Haag. Terwijl de camera’s zoemden, drukte hij een folder over het Europees Grondwettelijk Verdrag in de handen van een paar terrasgangers. Het waren ambtenaren die meewerkten aan de campagne en verbouwereerd hun eigen folder in ontvangst namen, met de oproep van de premier om hem vooral te lezen.

Ik werkte destijds voor de EU-afdeling van Buitenlandse Zaken, en het stoom kwam bij veel diplomaten uit de oren. ‘Moeten we maar overal les gaan geven over hoe de EU in elkaar zit?’ vroegen ze zich af. Want ze zagen maar al te goed hoe de Nederlandse politici niet in staat bleken om het werkelijke verhaal over Europa te vertellen. Met dreigementen als ‘het licht gaat uit’ als de burger nee zou stemmen tegen de Europese Grondwet, verloor het ja-kamp onvermijdelijk. 62 procent van de Nederlandse burgers verwees in juni 2005 dit ontwerpverdrag naar de Europese prullenbak.

Hevige crisistijd
En nu zijn we acht jaar verder, waarvan vijf jaar in hevige crisistijd. De financiële markten zijn bijna ineengestort, de euro is op een haar na uit elkaar gevallen, de staatsschulden en de werkloosheidscijfers zijn geëxplodeerd, terwijl het vertrouwen in nationale en Europese politici is gekelderd. Meer dan ooit staat in Brussel de vraag centraal hoe we behalve het bestuur van de Unie, nog het vertrouwen erin kunnen herstellen. Aldus een zeer invloedrijke Europese topdiplomaat, die ik onlangs sprak

Het is in dit licht dat in Nederland de discussie oplaait over een tweede referendum over de EU. Kleine complicatie: er ís nog helemaal geen nieuw verdrag. Sterker nog: de signalen die ik hier in Brussel opvang, zijn dat de onderhandelingen over zo’n nieuwe structuur voor Europa nog jaren gaan duren. Maar toch nemen politici, wetenschappers en commentatoren alvast een voorschot: áls er zo’n verdrag komt dan moet de Nederlandse bevolking zich daar rechtstreeks over kunnen uitspreken.

De laatste in de rij die dit stelt, is PvdA-leider Diederik Samsom. Onlangs zette hij hier een boom over op – met het voorbehoud dat het een raadgevend referendum zou moeten zijn, en dat het geen simpelweg ja-nee-schema mocht worden.

De keuze van Samsom is verstandig – en de timing ook. En wel om de volgende redenen.

Nieuwe stap integratieproces
Ten eerste grijpt de Europese Unie steeds dieper in op het nationale niveau. Zoals ik vorig jaar schreef in mijn boek De machteloze staat is de verhouding tussen natiestaat en EU inmiddels volledig zoek. Veel meer dan mensen beseffen, is de centrumpositie van het Binnenhof als bestuursplek aan erosie onderhevig. Het is daarom essentieel dat de bevolking zich te zijner tijd direct mag uitspreken over een nieuwe stap in het Europese integratieproces.

Verder is het instrument van een referendum, raadgevend of niet, een noodzakelijk paardenmiddel als het gaat om Europa. De ervaring uit 2005 was een prachtige, los van de uitkomst. Nog nooit is er zo’n fel, open en inhoudelijk debat over Nederland en Europa gevoerd. Werkelijk op alle niveaus in de samenleving spraken in de campagnetijd mensen met elkaar over de voor- en nadelen van de EU.

Daarna is de betrokkenheid van ‘de burger’ weer als een kaartenhuis in elkaar gezakt en was Europa bij de laatste verkiezingen ook nauwelijks een thema. Kennelijk is alleen een volksraadpleging in staat om de EU werkelijk ‘te politiseren’. Beleidsinstrumenten als ‘subsidiariteit’ en ‘oranje kaarten’ zijn daar niet in geslaagd.

Boot niet missen
Ten derde zullen in veel andere landen referenda over zo’n nieuw verdrag worden gehouden, van Ierland tot Spanje en van Frankrijk tot – uiteraard – Groot-Brittannië. Nederland mag deze boot niet missen. Het verkleint ook het risico op een politiek isolement, want de kans is groot dat één EU-lidstaat het nieuwe verdrag zal afwijzen.

Wel stel ik een belangrijke voorwaarde aan een referendum. Dat moet alleen worden gehouden als de regeringsleiders er bij de onderhandelingen in slagen om een volwaardige politieke Unie op te zetten. Dan is de keuze heel helder. Willen we als Nederland deelnemen aan zo’n federaal Europa en onze bevoegdheden vergaand opgeven? Of kiezen we voor een positie in de ‘tweede ring’ van landen die niet diepgaand met elkaar willen integreren? Zo’n wezenlijk politiek debat over de toekomst van je land zou een historische mijlpaal zijn, maar dan moet die keus wel echt op tafel liggen.

In deze context is een referendum over de toekomst van Nederland in Europa nuttig en noodzakelijk. Maar absoluut niet in de framing die de afgelopen weken is ontstaan, aangewakkerd door de Gideonsbende van Thierry Baudet. Deze recalcitrante neonationalist bracht een groep wetenschappers en publicisten bijeen om op hoge toon het referendum te eisen.

Brussels complot
Hun motivatie is volstrekt populistisch en volkomen onjuist. Zij vinden dat ‘het over en uit is met de liefde van de Nederlander voor de EU’. Erger nog, het is allemaal een Brussels complot: ‘De EU is zo opgezet dat er steeds nieuwe bevoegdheden moeten worden overgedragen om te kunnen blijven functioneren.’ Deze (semi-) wetenschappers betogen dat een ‘federaal pad ongewenst en onwerkbaar is, zelfs gevaarlijk’. Daarom moet het door hen opgerichte burgerforum een referendum afdwingen, eigenlijk om Nederland uit de klauwen van de EU te redden.

Samsom heeft een verstandige koers, maar de popi-academici niet. En laten we nu beginnen met Nederlanders – burgers én politici – te informeren over wat er allemaal in Brussel gebeurt. Pas dan, en na eventuele verdragsonderhandelingen, moet het volk ook over de keuzen worden geraadpleegd.

Joop Hazenberg is EU watcher en auteur van het boek De machteloze staat (2012).